Groener dan gras, Mosa Meat's missie naar duurzaam en vriendelijk vlees

Geschreven door Jeanne van der Kolk op 16 november 2024. Foto door AnnaStills. Word lid van Yvonta Innovators Magazine om ons werk te steunen en ons om betekenisvolle inhoud te blijven schrijven.

Hamburgers die zijn gemaakt in een lab. Dat is wat kweekvlees eigenlijk is. Dit echte vlees wordt gemaakt zonder dat er een dier voor hoeft dood te gaan. Dat klinkt toch geweldig? Nou… Kweekvlees is een ingewikkeld onderwerp. De meningen hierover zijn verdeeld. Sommige mensen zijn enthousiast, maar anderen vinden het maar een raar idee. Er is helaas veel onwetendheid over kweekvlees. Daarom hielden wij een interview met Peter Verstrate, medeoprichter van Mosa Meat, die samen met zijn collega’s in 2013 de eerste kweekvleesburger presenteerde.

Hoe ben je terecht gekomen in de voedingswetenschap?

“Mijn oudere broer studeerde voedingstechnologie op de hogeschool. Ik had vwo gedaan, dus ik kon naar de universiteit in Wageningen. Ik heb daar de studie levensmiddelentechnologie gedaan. Daarna ben ik gaan werken bij een bedrijf dat vleeswaren verwerkt. Ik ben daar ingerold. Het was niet zo dat ik een passie had om iets met vlees te doen. Dit was het productiebedrijf van een bekende supermarkt. Toen ben ik naar Zwolle verhuisd en in Wijhe gaan werken.”

De gedachte dat we geen dieren meer hoeven te slachten voor vlees, en de positieve veranderingen die dit teweeg kan brengen in de wereld, drijft de innovaties en inspanningen van Mosa Meat.

Hoe ging de overstap van de vleesindustrie naar de kweekvleesindustrie?

“Dat ging heel vloeiend. In 2002 werkte ik nog steeds in de vleesverwerkende industrie voor een Amerikaans bedrijf met Europese vestigingen. De officemanager kwam naar mijn bureau en vertelde dat er een oude meneer in de hal stond die mij graag wilde spreken. Het was toeval dat ik aanwezig was. Anders had ik nu waarschijnlijk niet bij Mosa Meat gewerkt. De oudere meneer was Willem van Eelen. Hij was niet degene die kweekvlees heeft bedacht, maar wel de eerste die hier iets mee gedaan heeft. Het idee van kweekvlees is al veel ouder. Van Eelen vertelde dat hij een patent had op kweekvlees en legde mij uit wat dat was. Ik was gefascineerd. Na eerst wat sceptisch te zijn, bedacht ik me dat dit ervoor kon zorgen dat alle nadelen van de vleesindustrie weg zouden vallen of tot bijna nul gereduceerd zouden worden. Dit was bijna te mooi om waar te zijn, maar het was zeker niet iets om nu nog los te laten.

Een van de redenen dat ik mogelijkheden zag tot het kweken van vlees, was het feit dat mijn vrouw in een laboratorium werkte waar ze hartcellen kweekten voor medisch onderzoek. Als dat mogelijk was, waarom zou je dan geen vlees kunnen maken?

Van Eelen was bij mij terecht gekomen, omdat ik voor een bekende vleesproducent werkte. Ik werkte op de afdeling Research & Development, voor onderzoek en kwaliteit. Dat kwam het dichtste in de buurt van iemand die begreep waar dit over ging. Van Eelen zocht een Nederlandse partij om aan te sluiten bij een team van drie Nederlandse universiteiten. Hij had bij de overheid een subsidie gekregen van 2 miljoen euro voor het eerste onderzoek naar deze nieuwe technologie. De voorwaarde was dat het project Nederlands moet zijn. Naast Nederlandse universiteiten, moest er ook een Nederlands bedrijf zijn dat de producten op de markt zou brengen. Er was toen nog de naïeve gedachte dat we er na een paar jaar wel uit zouden zijn en het product naar de markt zou kunnen.”

Hoe ging dat verhaal verder?

“Ik was erg gefascineerd. Het was een kaartje voor een trein waarvan je nog niet weet waar die naartoe gaat, maar je stapt op en ziet wel waar je terechtkomt. Ik moest echter wel toestemming hebben van de leiding van het bedrijf. Het feit dat het over stamcellen ging was een beetje eng en de vleesindustrie is sowieso al vrij behoudend. Ook zijn er belangen die ingewikkeld worden als je voor een deel van de keten die vlees produceert een alternatief probeert te bedenken. Er was twijfel of we dit wel of niet moesten doen. Ik heb toen een uitgebreid memo geschreven waarom we dit juist wél moesten doen. Uiteindelijk kreeg ik te horen dat ik mee kon doen aan het project, maar dan zo anoniem mogelijk. Sluit aan, maar zorg dat ons bedrijf niet te veel op de voorgrond treedt. Dat heb ik gedaan. Ik werd projectleider van het project. Het heeft een aantal jaren geduurd. Er zaten een aantal universiteiten in. Amsterdam, Eindhoven en Utrecht hadden ieder hun eigen taak. Daar kwam wel het een en ander uit.”

Hoe is Mark Post bij het project betrokken geraakt?

“Halverwege het proces (in 2006) werd er iemand ziek. Zij moest uit het project stappen. Toen heeft Mark Post zich bij het project aangesloten. Hij was professor in Maastricht. Hij deelde mijn mate van fascinatie. Hij zag de potentiële impact die ons onderzoek had. Na het project werd er een rapport gemaakt. Mark ging terug naar Maastricht en besloot om daar door te gaan met het werken aan het ontwikkelen van dierlijke celkweek op grote schaal. Inmiddels was er vanuit de media ook steeds meer interesse. Het is fascinerend om te kijken naar hoe de wereld eruit zou komen te zien als we geen dieren meer hoeven dood te maken voor vlees. Het zou fantastisch zijn als dat ooit gebeurt.”

Hoe zijn jullie tot de presentatie van de eerste kweekvleesburger gekomen?

“Eén van de media-interviews die Mark Post deed, werd opgepikt door Sergey Brin, de medeoprichter van Google. Hij heeft een foundation om geld te doneren aan dingen die hij zelf de moeite waard vindt. Iemand kwam namens zijn foundation naar ons toe en wilde ons graag helpen. Dit was in 2010 of 2011. Ze wilden het onderwerp op de kaart zetten. Het idee was om een product te maken en op te eten terwijl het gefilmd wordt. We hadden inmiddels al een manier gevonden om hele kleine vezeltjes te maken en we konden met heel veel kleine vezeltjes, zo'n 20.000, een hamburger maken. Dit moest echter met de hand gedaan worden, onder condities die verre van optimaal zijn. Door mijn achtergrond in Research & Development wist ik hoe je van de aparte vezels een product maakt. Het zou heel duur worden, maar dat was geen probleem. Ze hebben het maken van de vele vezels en daarna ook het event in Londen gefinancierd. Daar werd in 2013 een van onze hamburgers gebakken en opgegeten. Dit was op een persconferentie, met heel veel media-aandacht om zoveel mogelijk bekendheid te creëren voor het onderwerp. Dit was een keerpunt, dat ontzettend veel mensen geïnspireerd heeft. Sindsdien zijn er meer dan 100 bedrijven ontstaan die zich bezighouden met het maken van kweekvlees. Van bedrijven die benodigde apparatuur maken tot het maken van kweekvlees zelf.

Op dat moment was dit nog steeds een academische activiteit van de universiteit van Maastricht. Mark en ik wilden bij voorkeur verder gaan met steun van de overheid. Daar hebben wij ook pogingen toe gedaan, maar dat is niet gelukt. Het was inmiddels een controversieel onderwerp, zeker in een land als Nederland. Verandering is natuurlijk eng. De overheid heeft ons niet meer gesteund. Wij moesten zoeken naar privé-investeerders. De eerste hamburger was ongelofelijk duur en gemaakt onder condities die niet duurzaam zijn. De stap van daar naar grootschalige productie, die wel aan alle eisen voldeed, was en is enorm. We wisten dat we dit niet zouden gaan redden met 5 of 10 mensen, dus we hadden serieus geld nodig. Toen hebben we in 2016 Mosa Meat opgericht en sindsdien zijn we een startup.”

Verstrate benadrukt dat hun aanpak van vleesproductie geen dierenleed veroorzaakt, benadrukt de diervriendelijkheid van hun processen en weerlegt claims die het tegendeel suggereren.

Waar vinden jullie mensen om jullie team te versterken?

“Die vinden we overal. We zijn nu met zo'n 120 mensen van meer dan 30 verschillende nationaliteiten. We zijn een heel erg divers team. We hebben voornamelijk wetenschappers in dienst. We hebben niet of nauwelijks met recruiters gewerkt, want mensen weten ons tot nu toe wel te vinden. De mensen doen dit om verandering mee te maken en deze ook mogelijk te maken. De gedrevenheid en de focus op het einddoel is enorm.”

Wat is jullie einddoel?

“Dat gaat in stapjes. Uiteindelijk willen we de koe vervangen. Hiervoor willen we technologie ontwikkelen. We beseffen ons dat dat met vlees alleen niet zal lukken. Het is goed om te zien dat er ook bedrijven bezig zijn om huid te kweken om leer te maken. Vanuit een andere invalshoek wordt er door middel van fermentatie geprobeerd melk te maken. Er zijn allerlei initiatieven om de minder efficiënte dierlijke producten te vervangen door efficiëntere varianten. Je zou kunnen zeggen dat we niet aan procesontwikkeling doen, want het proces loopt al in de wei. We moeten het alleen begrijpen en dat overbrengen naar een bioreactor of ander systeem. Op die manier moeten we zorgen dat het proces een stuk efficiënter verloopt dan in het dier. Er is een verslaving aan vlees, het wordt gezien als een luxeproduct. Kweekvlees beantwoordt aan een behoefte, zonder schade aan dier of milieu.”

Wat voor problemen ben je tegengekomen in het proces?

“Er zijn drie belangrijke punten die moeten zorgen dat kweekvlees betaalbaar wordt en op grote schaal geproduceerd kan worden. In de eerste plaats is het belangrijk dat de voeding voor de cellen goedkoop is. Hoe lager de kosten van de voeding, hoe lager de kosten van het eindproduct. Als je in de supermarkt staat, leveren argumenten over duurzaamheid minder op dan als je mensen vraagt over hun duurzaamheidsgedrag. De producten moeten dus betaalbaar zijn. Voor het produceren van de voeding, moet je ook precies weten wat de cellen nodig hebben. Het overgrote deel van wat de cellen krijgen, is een vloeistof waar aminozuren, vitamines en mineralen in zitten. Hoe goedkoper, grootschaliger en slimmer je dat mengsel maakt, hoe beter. We zijn zelf met Nutreco aan het samenwerken. Dat bedrijf maakt veevoer. Zij beseften zich dat ze naast traditionelen veevoerketen, waarin veevoer wordt omgezet in beest, een tweede keten zou kunnen ontstaan waarin voer wordt omgezet in weefsels en cellen. Zij zijn met ons een proces ingegaan om zich voor te bereiden op het op grote schaal kunnen produceren van voeding voor cellen. Dat moet aan andere criteria voldoen dan voeding voor een dier. Inmiddels hebben ze daar een proeffabriek voor gebouwd die ook al gebruikt wordt, dus dat begint serieus vorm aan te nemen. Ten tweede is er de omzetting van voedsel naar cellen. Die moet zo effectief mogelijk zijn, en in een koe gaat dat helemaal niet effectief. Als je de voeding hebt, moet je nog uitzoeken wanneer je welk deel van de voeding geeft. Je wil immers zo min mogelijk weggooien. Belangrijk is dus dat de voeding zo efficiënt mogelijk wordt omgezet in biomassa: de dierlijke cellen en weefsels. Dat is heel veel werk. Je moet weten hoe de stofwisseling van de cellen werkt, de manier waarop stofjes gebruikt worden, welke stofjes stimulerend of limiterend zijn. Dit is op zichzelf niet heel moeilijk, maar wel heel veel werk. Je moet heel veel data verzamelen om uiteindelijk de voedingsstrategie optimaal te maken. Daar hebben we nu veel werk aan. Het gaat ook nog wel even duren voordat dit echt optimaal is. In de laatste plaats moeten de machines en benodigdheden betaalbaar zijn. De investeringen in de machines moeten binnen de perken blijven. Wat dat betekent, hangt af van hoe goedkoop en op welke schaal dat proces van omzetting kan zijn. Je hebt veel apparatuur nodig om kweekvlees te produceren, maar na een aantal jaar moet deze apparatuur ook vervangen worden. Een deel van de prijs van een product wordt bepaald door de afschrijving van de machines. Deze zullen dus veel goedkoper moeten worden. Een bioreactor in het formaat van een wasmachine kost nu zo'n 100.000 tot 200.000 euro. We zullen met de industrie die dat soort machines produceert moeten gaan werken aan goedkopere bioreactoren. Er is toenemende belangstelling om onderdeel te worden van dat proces. De bioreactor is best geavanceerd, maar moet goedkoper worden dan hij nu is om de prijs van kweekvlees naar beneden te krijgen.”

Zit er naast aminozuren, vitamines en mineralen nog meer in het voedsel voor de cellen?

“Ja. Een klein stukje van de voeding bestaat uit moleculen die nodig zijn als signaalgevers. De cellen moeten als het ware in een omgeving zitten waarvan ze denken dat het een dier is, anders doen ze het niet. Cellen zijn namelijk heel kieskeurig. Die stofjes zitten traditioneel in serum. Het beste is feutaal kalfsserum. Een verschrikkelijk stofje dat op een hele dieronvriendelijke manier wordt gewonnen. Eén van de eerste opdrachten die wij onszelf hebben gesteld, is om hier niet meer mee te werken. Dit doen wij sinds 2019 niet meer. We moesten dus een vervanger ontwikkelen. Dat zijn bepaalde eiwitten die ook in dat serum voorkomen, die dus ook in dieren voorkomen. Dit zijn hele kleine beetjes die wel nodig zijn om cellen te triggeren om zich bijvoorbeeld te delen of weefsels te vormen. In die serums zitten duizenden kleine stofjes, waarvan je er maar een paar nodig hebt. Je moet dus weten welke moleculen je nodig hebt en vervolgens moet je die moleculen zo goedkoop mogelijk produceren. Er zijn bedrijfen die zich bezighouden met op steeds grotere schaal het soort eiwitten produceren dat serum gaat vervangen. De prijs hiervan begint ook serieus af te nemen. Tot niet zo heel lang geleden was er één specifiek stofje waar we nog geen oplossing voor hadden, maar die hebben we onderhand ook gevonden.”

Kun je een schatting geven wat een kweekvleesburger nu zou kosten als deze vandaag in de supermarkt zou liggen?

“Dat is echt een schatting. De eerste burger kostte 250.000 euro. Nu zou dat bedrag in de honderden euro's zitten. Het is belangrijker dat je weet hoe je de prijs naar beneden kunt krijgen. We hebben daar al enorme vorderingen in gemaakt en zien in de komende jaren de prijs heel erg dalen. Binnen tien jaar denk ik dat je op het niveau van de prijs van traditioneel vlees zit.”

Hoe kijk jij aan tegen vleesvervangers als alternatief voor echt vlees?

“Ik ben daar zeer in geïnteresseerd. Ik heb er zelf ook aan gewerkt. De meeste vleesbedrijven maken zelf of via via ook vleesvervangers. Ik weet hoe lastig het is om de ervaring van vlees te maken in een vleesvervanger. De mensen die vegetariër zijn en zonder problemen vleesvervangers eten adviseer ik om gewoon vegetariër te blijven als kweekvlees op de markt komt. Uiteindelijk zijn de plantaardige stoffen die in een vleesvervanger zitten dezelfde als de voedingsstoffen die in onze cellen zitten. Het blijft vanuit milieuoogpunt altijd handiger om vanuit de bron te eten, in plaats van daar allerlei processen op los te laten. Er zijn ook vegetariërs die met veel pijn en moeite zijn gestopt met vlees eten en niet kunnen wachten tot ons product op de markt komt. Dan hebben we daar straks een oplossing voor. Onze markt ligt niet in de vegetariërs, maar in de hardcore vleeseters. We moeten hen ervan overtuigen dat ze net zo goed kweekvlees kunnen eten als gewoon vlees.”

Hoe kijken mensen aan tegen kweekvlees? Hoe reageert de samenleving?

“Dat is heel wisselend. Het hangt af van cultuur, regio en ook enigszins van leeftijd. Het is een heel gevarieerd beeld. Als je in Europa kijkt varieert het percentage mensen dat het zeker gaat eten of het wel wil proberen van 20 tot 30 procent in het zuiden van Europa, tot 40 tot 60 procent in de noordelijke en westelijke landen. Dit komt waarschijnlijk door een andere eetcultuur.

Als je kijkt naar de hoeveelheid fabrieken die je zou moeten bouwen om 5% van de wereldbevolking van kweekvlees te voorzien, is dat percentage niet zo relevant. De vleesmarkt is enorm groot. Er wordt per jaar 350 miljoen ton vlees gegeten. Als je uitrekent wat er uit een gemiddelde kweekvleesfabriek zou kunnen komen, heb je duizenden en duizenden fabrieken nodig om ook maar enigszins aan de vraag te kunnen voldoen. Voorlopig is er voldoende afzetmarkt voor de eerste initiatieven. Als dat voldoende effect heeft zal dat een soort katalyserend effect veroorzaken. Dan moeten we heel erg ons best gaan doen om aan de vraag te voldoen.

Tegenstanders worden wel steeds actiever. In Europa heb je in landen die politiek rechts op het spectrum zitten meer weerstand tegen kweekvlees. In sommige van die landen is men actief bezig met wetgeving tegen kweekvlees. Italië heeft daadwerkelijk wetgeving op dit gebied. De vraag is of dat legaal is, want dat mag niet zomaar in de EU. Er zitten (wat niet zo uitgesproken wordt) economische en culturele redenen achter. Op zichzelf snap ik dat, dat je moeite hebt met het feit dat jouw stukje vlees ineens uit een fabriek komt. Ik kan me voorstellen dat mensen dat moeilijk vinden.”

Kweekvlees is nu nog verboden in de EU. Hebben jullie daar wel een aanvraag ingediend voor goedkeuring?

“Dat klopt. In de EU is het nog verboden. Het is een novel food. Dat moet eerst door een hele procedure heen voor het op de markt mag worden gebracht. We hebben in de EU inmiddels een aanvraag ingediend. Er is een bedrijf (Gourmet) dat al eerder een aanvraag heeft gedaan voor hun productie van foie gras (een soort leverpastei). Dat wordt gemaakt door ganzen geforceerd te voeren, zodat hun lever groter wordt en ze daar paté uit kunnen maken. Dat krijg ik niet meer over mijn hart om te eten. Gourmet kweekt dus cellen om daar foie gras van te maken. We hebben veel moeite gedaan om te bepalen hoe onze Europese aanvraag eruit moet komen te zien. De EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) wil alleen heel beperkt dialoog hebben met mensen die een dossier indienen. Dit is om te voorkomen dat er allerlei belangenverstrengelingen ontstaan. Dat snap ik, maar dit maakt het ook lastig.

We hebben ook een aanvraag gedaan in Singapore. Daar is het wel toegestaan, er is een ander bedrijf dat groen licht heeft. Ook zijn er twee bedrijven die in Amerika toestemming licht hebben om een bepaalde variant (kip) van kweekvlees op de markt te brengen. In een land als Singapore kun je veel informeler met de wetgevers praten over hoe zij tegen dingen aankijken. Zo kun je de aanvraag effectiever maken.

De aanvraag in de EU is een langdurig proces. Ik zou voor 18 maanden tekenen. De nettotijd is 18 maanden, maar het kan veel langer duren. Dat hangt af van de hoeveelheid vragen die ze stellen, dus ook van de duidelijkheid en volledigheid van het ingediende dossier. Steeds als ze een vraag hebben, wordt de klok stopgezet en ben je maanden bezig voor je verder kunt.

Die veiligheodscheck is ongeveer de eerste helft van het proces. De andere helft bestaat uit een administratief, maar ook enigszins politiek proces waarin dat advies wordt omgezet in wetgeving. Hier wordt uiteindelijk over gestemd. In de EU betekent dat dat je 27 landen achter je moet hebben staan om de producten toe te staan. Los van het wetenschappelijke advies wordt er gestemd over of men het wil. Dat is een moment dat landen die dit vervelend of bedreigend vinden tegen kunnen stemmen.”

Frankrijk, Italië en Oostenrijk hebben een brief naar de EU gestuurd waarin ze zeiden dat er nog steeds dieren doodgingen voor de productie van kweekvlees.

In die brief stond: “Bovendien vormt in laboratoria gekweekt vlees noch een milieuvriendelijker alternatief voor vlees dat van boerderijdieren is geproduceerd, noch biedt het hogere dierenwelzijnsnormen.” (Quote (vertaald uit het Engels door ChatGPT) uit een brief aan de EU over het onderwerp: The CAP’s role on safeguarding high-quality and primary farm-based food production, 22 januari 2024) Ook stond in deze brief dat kweekvlees onveilig zou zijn. Peter Verstrate zou echter niet weten waarom dit het geval zou zijn.

“Het stukje over dierenwelzijn gaat waarschijnlijk over FBS (feutaal kalfsserum). Nog niet alle bedrijven hebben hier een oplossing voor gevonden. Dierenwelzijn is onzin, want je hoeft geen dieren meer dood te maken. Waar ze op zouden kunnen doelen, is dat je de cellen uit een dier haalt en opkweekt. Als je het dier doodmaakt voor 0,5 gram cellen dan hebben ze gelijk. Dit kan echter met een bioptie uit de bil van een koe gehaald worden onder verdoving. Misschien zijn er andere bedrijven die nog niet zo ver zijn, waar zij deze aannames op baseren. Die bijvoorbeeld nog serum gebruiken.

Bedrijven zitten in verschillende fases. Wij hoeven echt geen dieren meer dood te maken. In Nederland wordt het doen van een bioptie beschouwd als een dierenexperiment. Je moet daar een stapel papieren voor indienen om toestemming te vragen. Terwijl om de hoek dieren systematisch worden afgeslacht en we daar alle cellen uit kunnen halen die we willen. Het is niet makkelijk om dit te doen zoals je vindt dat het zou moeten, maar diervriendelijk is onze middle name.

Wat betreft de tweede kant, de duurzaamheidskant (geen milieuvriendelijker alternatief). Er zijn meerder life cycle assessments gedaan die aantonen dat dat wel zo is. Die zijn allemaal op aannames gebaseerd, omdat je geen gegevens hebt van het op grote schaal produceren van kweekvlees. Maar is onderzoek wel door onafhankelijke partijen gedaan, die verschillende modellen gebruikten om de toekomstige situatie zo goed mogelijk na te bootsen. Het enige verschil is de energie-inhoud van het proces zelf. Hoeveel energie je erin moet stoppen om kweekvlees te maken. Het hangt ervan af hoe je het berekent. Er zijn meerdere rapporten die duidelijk maken dat de verwachting is dat dit op land- en watergebruik, vervuiling en gebruik van antibiotica hele grote voordelen gaat hebben.”

Mosa Meat’s ultieme doel is om traditionele rundvleesproductie door technologie te vervangen en zo een fundamentele verandering teweeg te brengen in hoe vlees wordt geproduceerd en geconsumeerd.

Wat vinden jullie van het feit dat er gezegd wordt dat er meer transparantie nodig is? In hoeverre zijn jullie transparant over wat er precies in gaat? Kun je dat ergens opzoeken?

“Nee. We hebben wel publicaties gemaakt. Ons serumvrij medium is gepubliceerd. Dit vonden we zo fundamenteel bijdragen aan de missie dat we dit gepubliceerd hebben. EFSA bepaalt of het veilig is op basis van een dossier waarin tot in detail beschreven staat wat erin zit. Elke handeling, elk stofje en elke analyse moet je daarin verantwoorden. We maken niet alles openbaar, maar een groot deel wel. Ik zou het niet als minder transparant willen beschouwen dan de traditionele vleesindustrie.”

Jullie werken niet met genetische manipulatie?

“Nee. Andere bedrijven doen dat wel. Die gebruiken cellen die genetisch zijn gemodificeerd. Het is verleidelijk om dat wel te doen. Ik ben er niet op tegen. Genetische modificatie kan tegenwoordig heel precies worden gedaan met technologieën als CRISPR-Cas. Het beleid in Europa is conservatief op dit gebied, maar ik verwacht op langere termijn dat dit soort technologieën meer zullen worden geacepteerd. Nu maak je geen kans in Europa om het op die manier te doen, dus doen we het zonder. Op het gebied van planten is de EU is minder streng geworden, maar bij dieren nog wel.”

Heeft dat ook te maken met de landbouwlobby in Europa?

“Ik verwacht het niet. Het heeft meer met extreme voorzichtigheid te maken. Wat op zich weer logisch is.”

Werken jullie naast hamburgers ook nog aan andere producten?

“We richten ons op koeien. Op hamburgers en gehakt, kleine stukjes vlees. Als je een groot stuk vlees wilt maken, heb je dezelfde technologie nodig als wij aan het ontwikkelen zijn, plus wat extra's. We zien dat als een volgende stap. Daarom werken we nu aan gehakt. Dat is eenvoudiger af te ronden en de helft van de koe wordt verwerkt in gehakt. De hamburger is het signature product van een rund. De reden dat we rund zelf hebben gekozen is het feit dat de productie van rundvlees het minst efficiënt is. Het is veel lastiger om het economische model voor kweekvlees van een kip recht te rekenen. Als je voor diervriendelijkheid gaat moet je kip gaan maken. Er worden ongeveer 60-70 koeien per minuut doodgemaakt op de wereld en zo’n 80.000 kippen per minuut. Vis is nog veel meer. Het ligt er aan wat je drijft. Bij koeien is dat het milieu.”

Hoe is de reactie van veehouders?

“Wisselend, variërend van neutraal tot nieuwsgierig. Ze vragen zich af wat dat voor hen betekent. Voor zover we dat gevraagd en ervaren hebben. We zijn lid van de Nederlandse vereniging van vleeswarenfabrikanten. We werken samen met boeren en zijn onderdeel van een project dat kijkt naar wat boeren in de toekomst voor rol kunnen spelen bij het maken van kweekvlees. Variërend van het produceren van gewassen, waar voeding van wordt gemaakt, tot het zijn van een bedrijf waar dieren rondlopen waaruit de puncties worden gehaald. Waar je als producerend bedrijf je buisje met cellen koopt die je bij het kweken van vlees kunt gebruiken. Ook lokale productie van kweekvlees bij een boer zou een optie kunnen zijn. Respect Farms is daadwerkelijk bezig met het scenario wat het zou betekenen voor een boer om op kleine schaal lokaal kweekvlees te produceren.

Een van de moeizame aspecten van vlees is de logistiek. Er wordt veel heen en weer gesleept met vlees. Het wordt gefokt, afgemest, geslacht met ongelofelijk veel transport. De opkomst van kweekvlees is een gelegenheid om dit te heroverwegen. Als je dit lokaler doet, bijvoorbeeld in de provincie. Dan wordt lokaal geproduceerde voeding lokaal afgezet in plaats van de hele globale logistieke keten die vlees nu heeft.”

Hoe zit met concurrentie van andere bedrijven?

“Er zijn meerdere verenigingen van bedrijven. Een daarvan is Cellular Argiculture Europe (CAE), die wij mede hebben opgericht en daar komen bedrijven samen over te overleggen over wat ons gezamenlijk helpt. We bespreken niet alle details, maar praten wel over naamgeving, wettelijke aspecten, publiciteit, reageren op kwesties. Dat doen we niet als bedrijf, maar als CAE. Zulke verenigingen zijn er ook in Amerika en Azië. Daar is ook overleg. De bedrijven kennen elkaar en als het nodig is dan vinden we elkaar ook. Als wij de enige zouden zijn die dit zouden doen, haken investeerders niet snel aan. Het is dus niet alleen maar concurrentie. Dat er veel bedrijven in deze sector zitten, laat zien dat er veel over is nagedacht en dat het een goed idee zou kunnen zijn. Dat helpt weer bij het groter maken van het veld. Wij zijn geen open source, maar relatief gesproken het meest transparant. In elke opkomende markt heb je altijd cowboys. Wij zijn een van de meer realistische partijen.”

Het maken van kweekvlees

Onder verdoving wordt een monster van 0,5 gram genomen van spiercellen van een koe. Hieruit worden 33.000 myosatellietcellen geselecteerd, waarmee 80.000 burgers gemaakt kunnen worden van één monster.

In het lab wordt het natuurlijke milieu van de cellen nagebootst, waardoor de cellen vermenigvuldigen tot biljoenen cellen. De cellen worden bewaard in een zuurstofrijke omgeving, waarvan de temperatuur gereguleerd wordt. De voedingsbodem is vrij van dierlijke bestanddelen.

De cellen groeien uit tot volgroeide spieren en vet, zoals dat ook in een koe gebeurt. Spiercellen fuseren op natuurlijke wijze in Myotubes. Dat zijn lange primitieve vezels van 0,3 mm lang. Deze worden geplaatst in een gel die voor 99% uit water bestaat. De vezels uit één monster groeien uit tot 800 miljoen van die weefseldraden.

De spiercellen groeien uit tot volwassen cellen en worden gecombineerd met vetweefsel. Daarna is de burger klaar voor de grill. De burger is niet te onderscheiden van het vlees dat je van een koe zou krijgen. Het enige verschil is dat er geen schade is aangericht aan dieren of onze planeet.

Mosa Meat

Mosa Meat is een startup die in 2016 is opgericht in Maastricht, Nederland. Het team heeft de allereerste kweekvlees-hamburger ter wereld gemaakt. Het wetenschappelijk werk wordt geleid door professor Mark Post. De missie van Mosa Meat is om een schonere, vriendelijkere manier te ontwikkelen om echt rundvlees te produceren, zodat we allemaal kunnen blijven genieten van het vlees dat we lekker vinden, maar zonder de schadelijke effecten van de productie van vee. Momenteel heeft Mosa Meat meer dan 100 medewerkers, voornamelijk wetenschappers en ingenieurs, onder leiding van CEO Maarten Bosch. Ze zijn allemaal enorm gepassioneerd over het hebben van een grote positieve impact op het milieu, dierenwelzijn, voedselzekerheid en de volksgezondheid.

Life Cycle Assesment

Een onderzoek naar het Life Cycle Assessment van het op commercieel geproduceerd kweekvlees in 2030 (The International Journal of Life Cycle Assessment, 2023) laat zien dat het produceren van kweekvlees op grote schaal veel voordelen heeft ten opzichte van de reguliere vleesproductie. Er is minder landbouwgrond nodig voor het houden van vee en het maken van veevoer, en het watergebruik is lager. Ook worden voedingsstoffen efficiënter omgezet in vlees, omdat er minder voedingstoffen nodig zijn bij het maken van kweekvlees. Door reguliere vleesproductie te vervangen door kweekvlees is er een lagere uitstoot van vervuilende stoffen als stikstof en methaan. Ook gaan de verzuring en fijnstofvorming omlaag. Wel is de CO2-voetafdruk hoger, omdat de productie van kweekvlees meer energie kost dan die in de reguliere vleesproductie. Daarom moet de kweekvleesproductie zoveel mogelijk gedaan worden met hernieuwbare energie. De landbouwgrond die vrijkomt door de vervanging van kweekvlees door regulier geproduceerd vlees, kan gebruikt worden voor het opwekken van hernieuwbare energie of het planten van bomen om de CO2-uitstoot te compenseren.